De fiscale gevolgen van Box 3 regelgeving
Het kan je bijna niet zijn ontgaan, de vermogensheffing in Nederland staat al jaren ter discussie. Het instabiele politieke klimaat mogen we wel stellen, heeft ervoor gezorgd dat we nog steeds niet precies weten waar we aan toe zijn. Maar we starten nu wel met herstel van de afgelopen jaren, dus tja….. vindt er maar eens wat van. En ja, dat gaan we doen. Hierna een uiteenzetting van de (on)mogelijkheden van de Nederlandse vermogensheffing. En ja, heb je vermogen dan bij deze alvast gecondoleerd. Je bent nog lang niet klaar.
Wat speelt er in Box 3?
Box 3 is de zogenaamde vermogensbox. Simpel gezegd komt alles wat niet in Box 1 of Box 2 valt, terug in Box 3. Dus heb je spaargeld, aandelen, crypto’s, panden of vorderingen? Dan speelt Box 3 een rol in jouw aangifte inkomstenbelasting.
Gerelateerd: Wat is Box 2 en wanneer heb je een aanmerkelijk belang?
Vanaf de start van de inkomstenbelasting in 2001 was de regeling heel simpel. Iedereen werd geacht 4% rendement te maken en moest daarover 30% heffing afdragen. Per saldo droeg je 1,2% van je vermogen ieder jaar af aan de Belastingdienst. Deze regeling werd door sommigen als onrechtvaardig gezien omdat je niet altijd 4% rendement haalde. Dit was de aanzet tot diverse procedures voor de belastingrechter. En de belastingrechter ging mee in deze stelling.
Daarnaast vond de wetgever zelf ook wel dat de regeling “erruuggg” simplistisch was. Dus wat doe je dan als rechtschapen wetgever? Dan verzin je een veel ingewikkelder systeem. En dat kwam er. In 2017 zag een nieuwe regeling het fiscale daglicht. Daarbij maakte de wetgever onderscheid naar de vermogenscategorie. En per categorie kwam er wederom een forfaitair rendement kijken. Dit leidde tot nog meer rechtszaken en daar plukken we nu de zure vruchten van.
Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde dat de heffing in Box 3 in strijd was met het discriminatieverbod en het eigendomsrecht van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, als het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement. De Hoge Raad oordeelde uiteindelijk dat voor deze gevallen rechtsherstel moet worden geboden. Kortom, als belastingplichtige heb je recht op heffing op basis van je werkelijke rendement.
Het begrip “werkelijk rendement” is nu het uitgangspunt bij alles wat met Box 3 te maken heeft. Dit bleek zo lastig, dat de Hoge Raad ook maar heeft meegedacht om te bepalen wat dit dan inhoudt:
- voor de berekening van het werkelijk rendement moet het gehele vermogen in Box 3 worden meegenomen, dus ook de bank- en spaartegoeden;
- het heffingsvrije vermogen mag niet in mindering komen;
- gaat over het rendement gedurende het hele jaar over het gehele vermogen;
- ook de gerealiseerde en ongerealiseerde positieve en negatieve waardeveranderingen tellen mee;
- kosten komen niet in mindering, met uitzondering van rente op schulden in het vermogen in Box 3;
- er is geen sprake van verliesverrekening met andere jaren.
En hoe je er ook over denkt (dat doen we namelijk wel), dit vond de overheid toch een prachtige voorzet. In de lopende tegenbewijsregeling vormen deze regels dan ook de basis van het Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR) formulier.
Gerelateerd: Waarom een financieel en vermogensplan onmisbaar is
De realiteit achter werkelijk rendement
De goede lezer ziet dus meteen dat er nog steeds geen sprake is van werkelijk rendement. Als je kosten uitsluit, dan kun je onmogelijk spreken van een rechtvaardig systeem. Daarnaast kun je flink twisten over hoe de overheid denkt te moeten omgaan met onroerend goed. Ook hier geldt: laat inzichtelijk maken wat er speelt bij jou door een fiscalist. Afhankelijk van de uitkomst en de financiële belangen, kun je dan beslissen of verder bezwaar maken zin heeft of niet.
Opgaaf Werkelijk Rendement
Of je gebruik mag maken van de tegenbewijsregeling hangt van enkele zaken af. Om van de tegenbewijsregeling gebruik te kunnen maken, zijn enkele spelregels inmiddels duidelijk. Maar let op, voor een aantal jaren is het nog niet duidelijk op dit moment. Dit ligt nog voor bij de rechter.
- Belastingjaren vanaf 2021 en verder: iedereen komt in aanmerking voor toepassen van de tegenbewijsregeling.
- Belastingjaar 2020: als je aanslag op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond en je voor eind 2025 een verzoek om ambtshalve vermindering doet.
- Belastingjaren 2017 t/m 2019: ligt bij de rechter. De eerste uitspraken van lagere rechters zijn negatief. Het is nu wachten op de Hoge Raad.
Zie ook: Fiscale aftrekposten: 3 fouten die ondernemers maken
En dan?
Kom je in aanmerking voor toepassen van de tegenbewijsregeling, dan nog geldt dat je eerst aannemelijk moet maken dat je werkelijk rendement lager was dan het forfait van dat jaar. De invulling van het begrip werkelijk rendement door de Hoge Raad is daarbij leidend vooralsnog.
Dit betekent dat je voor ieder jaar een aanzienlijk pakket aan huiswerk moet doen. Je zult per post in je vermogen moeten gaan aantonen wat je werkelijke rendement is. Dat lijkt makkelijker dan het is. Een voorbeeld kan dit wat duidelijker maken.
Stel je hebt een bankrekening waarop je regelmatig geld afhaalt en op stort. De vraag is waar een storting vandaan komt. Stel dat je van je bankrekening naar je spaarrekening stort, dan is dit economisch gezien geen rendement. Je doet alleen een overschrijving binnen je eigen vermogen. Ontvang je bijvoorbeeld een schenking van 10.000 euro, dan is dit wel een daadwerkelijke stijging van je vermogen. Kortom, hoe deze bepaling van het werkelijk rendement eruit gaat zien is nog maar de vraag. Zoals het nu lijkt gaat de overheid bij betaal- en spaarrekeningen hieraan voorbij.
Hetzelfde geldt bij een aandelenrekening. Elke storting en onttrekking aan de aandelenrekening is in basis geen rendement. Je moet dus per aandelenrekening een vermogensvergelijking maken naar ons idee, waarbij je stortingen en onttrekkingen corrigeert om je daadwerkelijke rendement te kunnen bepalen. Dit geldt in basis voor elke bankrekening. Voor veel mensen is dit een onmogelijke taak om uit te voeren. Gelukkig zijn de banken hierop wel in actie gekomen en de meeste partijen hebben in de jaaroverzichten nu ook stortingen en onttrekkingen staan.
Voor ieder jaar moet je deze berekening maken om te zien of het voordeel oplevert het formulier in te dienen. Dus vanaf 2021 tot en met nu komt dat neer op 4 jaar waarvoor je alles inzichtelijk moet maken. Vanaf 2025 maakt het opgeven van het werkelijk rendement onderdeel uit van de aangifte.
En ben je het niet eens met de wijze waarop het werkelijk rendement wordt berekend? Dan kun je bezwaar aantekenen tegen de definitieve aanslagen die je ontvangt. Let op dat dit binnen zes weken na de definitieve vaststelling van de aangifte inkomstenbelasting. Anders verspeel je je rechten.
Gerelateerd artikel: Levenstestament: overbodige luxe of noodzaak?
Wil je meer weten over Box 3?
Volg ons dan via de nieuwsbrief en LinkedIn. Er komen meer artikelen aan om je verder mee te nemen in de wondere wereld van het belasten van vermogen in Nederland. Want tja, onze overheid is er nog niet klaar mee.